Nadat in den vroegen morgen eene malsche regrenbui de straten had opgefriscbt, begon circa half negen de optocht der honderden kleinen, begeleid door de opwekkende tonen der Fanfare « Cecilia.”

Het zou te lang zijn al de verschillende onderdeden van dien optocht te beschrijven : noemen wij slechts enkele groepen :

Voorop ziet ge een rijk uitgedosteii Manderijn op zijn ezel door verschillende Chineesche bedienden gevolgd.

Daarna volgt een Missionaris uit China in zijn wijde Chineesche kleeding op zijn reiswagen gezeten, door inlandsche Christenen voortgetrokken.

Verder ziet ge nog een echten Dajakker van Borneo met zgn hoofddeksel van lange veeren en de strijdknods in de hand, witte Paters van Kardinaal Lavigerie met vrijgekochte negerslaven uit Africa, • een bisschep met mijter en staf, zouaven, roede en blauwe herdertjes enz.

Doch ziet, daar nadert de hoofdgroep ; het beeld van het Kindje Jesus , door vier jongens in het purper gedragen onder een prachtig baldakijn. Vóór hel Kindje Jesus gaat Sint Janneke, met het lammeke, en twee poezelige Engeltjes met heusche vleugeltjes.

Achter het Kindje Jesus volgen de Drie Koningen als eerste aanbidders van het Goddelijk Kind. Vervolgens zien wij nog als bijzondere vereerders van het Kindje Jesus; Antonius van Padua ; Prins AK ysius in zijn rijk Spaansch kostuum: terwijl verder het eerste gedeelte der jongens wordt gesloten door een ridder van Malta in zijn traditioneele kleederdracht, en met een kleurig gevolg.

Bij het tweede gedeelte der meisjes bewondert ge nog de rijke kleeding van Koningin Elisabeth te midden van een groep weesjes; en van eene heidensche koningin met haar nog orgeloovig gevolg; als mede eene treffende allegorische voorstelling van de strijdende, lijdende en Zegepralende kerk. Denk u nog hierbij een groep Chineesjes met zusters-rnissionarissen, een groep met «itte en blauwe bruidjes\ en gejjzult u e<'.nig'denkbeeld