en verlegen haastten zij zich, bet papier te teekenen, en één dio aan te nemen, dien de Pater hun als aalmoes gaf

De kleine jongen kwam dan bij ons; hij zag er zoo lief uit, dat iedereen hem genegen was; wij verbeeldden ons al hem gedoopt te zien, en bij de Paters in deugd en krachten toenemend , en hun al de diensten bewijzend, die zoo’n gebrekkig schepseltje nog doen kan.

Maar Satan liet zijne prooi zóó niet los. Reeds den volgenden dag kwamen de ouders, in zeer booze luim, omdat zij zich hadden laten vangen en de_ 50 dio’s hun waren ontgaan, hun kind terugeischen, dat de Paters hun voor één dio hadden ontfutseld. De Missionaris wees hun de deur. De man trok verlegen af zonder een woord te zeggen ; maar de vrouw liet het niet onder zich: zij begon op straat te roepen, dat de Europeanen haar jongetje gestolen hadden.

Dadelijk liep er een hoop volk bijeen, en de vrouw begon op hare manier het geval te vertellen. Terwijl zij daarmee bezig was, komt de agent van politie met twee Sineesche trawanten daar voorbq. Daar hij uit het gepraat der vrouw niet goed wijs kon worden, kwam hij bij de Paters aan , om te hooren, wat zij wel tegen hen mocht hebben. De beide Sineezen wreven zich al in de handen, dat zij die verwenschte Europeanen eens te pakken zouden krijgen; zij gaven luide de vrouw gelgk ; « die brave menschen,” zeiden zij, « eischen met recht hun kind terug.”

Doch de Pater liet zich niet uit bet veld slaan. « Man man-ti, manmanti” (zacht wat, zacht wat!), zeide hij, «wij moeten elkaar goed verstaan.” Hij liet het onderteekend stuk halen, en gaf het aan den agent te lezen; doch deze verontschuldigde zich, zeggende, dat hij geen Sineesch letterschrift kende. Pater Barnabé, die mede in het gesprek gewikkeld was, riep nu een katechist om den inbond voor te lezen. Toen de agent alles gehoord en begrepen had, maakte hij zijn excuus bij de Paters, en gaf aan zijne Sineesche trawanten bevel, de klagers aan den overkant der rivier te brengen, met verbod van nog ooit in de Eu-