tigjarigen leeftijd geraakte ik in twist met een man, die veel ouder en sterker was dan ik. Wij vochten en in’t heetste van den strijd gaf ik hem een stoot tegen de slapen. Hij viel dood ter aarde. Mijn vader sneed mij daarop een stuk van het oor, opdat ik geheel mijn volgend leven eene hlijvende herinnering zou hebben aan het gevaar, dat de twisten met zich brengen. Bij den God, dien gij aanbidt, Koenenee, thans heb ik ude waarheid gezegd.

Behoudt gij in uw hart ook eenigen wrok tegen hen, die de zaken zoo verkeerd uitgelegd hebben ? vroeg de diep getroffen Zuster.

Neen , antwoordde zacht de belasterde, zij wisten niet, wat kwaad ze mij deden ; ik vergeef hun van ganscher harte.

Welnu , Mang , wees volkomen gerust, ik geloof u, zei de Zuster. Laat u verzorgen en denk niet meer aan ’t verleden.

Mang bedankte vurig de Koenenee, en vol blijdschap, omdat men nu juist wist in hoeverre hij schuldig was, sliep hij zacht in. Dan ging de kloosterlinge alles, wat de zieke haar toevertrouwd had, aan de Moeder Overste meedeelen. Deze wenschte niets zoozeer, dan zich van de onschuld van Mang te kunnen overtuigen en daardoor haar hart van een loodzwaren last te ontheffen.

Moeder, sprak de Zuster, die verkeerde uitleggingen zijn ongetwijfeld het werk des duivels. Mang schijnt mij eene bevoorrechte ziel. O, gij badt eens moeten hooren, hoe bedaard en zachtmoedig hij mij zeide : Zij wisten niet, welk kwaad zij mij deden; ik vergeef hun van ganscher harte.

Het is wel mogelijk, antwoordde Moeder-Overste, dat God bijzondere inzichten heeft met dien ongelukkigen zieke en dat de duivel die zoekt tegen te werken. Trachten wij door verdubbelde zorgen zijn hart te winnen en hem de kwade vermoedens te doen vergeten, die men tegen hem bad opgevat.

Al de Zusters brachten er het hare toe bij o n door eene liefderijke verpleging de pijnen te verzachten , die den baanstrooper het leven zoo ondraaglijk maakten. .\nre Mang! Zeker,