Men durft degene niet tegenspreken, aan wie men gewoon is in alles te gehoorzamen. Onze Zusters toeven geen oogenblik, richten eenige troostwoorden tot de zieke en trachten zich op de hoogte te stellen van het begin en den voortgang der kwaal.

Có ba , gij kent de geneeskunst, boe denkt gij over uw toestand ?

Het zal niet goed met mij afloopen.

Dat is ook onze meening Maar zoo het lichaam al verloren is, zoudt gij ten minste uwe ziel niet willen redden , die een eeuwig geluk kan genieten? Herinnert gij u nog, dat ge ons vroeger verzocht hebt u in het uur van uwen dood niet te vergeten ? Zie, daarom zijn we nu gekomen Wilt gij, dat wij u over onzen godsdienst spreken ? En als gij bevindt, dat bij de ware is , wilt gij hem dan omhelzen en het Doopsel ontvangen , dat alle zonden afwascbt en de menschen kinderen van God en der H. Kerk maakt?

De zieke antwoordde niet , doch gebood de meisjes, die om haar bed stonden, zich wat te verwijderen , ten einde zich des te vrijer met de Zusters te kunnen onderhouden.

Ja, sprak zij vervolgens, ik denk nog wel aan hetgeen gij mij herinnert. Ik wil christen worden, ik vertrouw u mijne ziel toe, ik stel u als meesteressen over baar aan

Onze Zusters onderrichten haar in de voornaamste waarheden van den godsdienst, doen haar akten van geloof verwekken, trachten gevoelens van berouw in haar te verlevendigen en willen haar eindelijk het H. Doopsel toedienen. Zoodra echter de eene uit haren zak eene flesch water te voorschijn haalde om de zieke te doopen, stoven de meisjes, tot haren dienst bestemd en die geen enkel oogenblik de oogen afgeweud hadden, vooruit en vroegen , wat de Zuster wilde doen.

Ik geef een geneesmiddel voor de ziel van Gó ba.

Neen , neen , dat is het doopsel.

Laat de Zuster begaan, antwoordt G 6 ba, ik wil het doopsel ontvangen.

Tranen vloeien, luide klaagtonen weerklinken: Wilt gij ons dan gaan verlaten ?

Ik wil mijne ziel redden.

De Zuster giet het water over het hoofd der catechumene. Van alle zijden dringt men de woning binnen, men trekt de hand der Zuster terng, men wil haar aan de deur zetten; doch de zieke zegt:

Laat af, ik ben gedoopt, ik heb het zelf verlangd, ik wil mijne ziel redden.