tellen de christenen nog steeds met voldoening den schoonen stichtelijken dood van een dooper uit de omstreken der Blauwe stad. Het was de vader van een der tegenwoordige Oversten in een gesticht der H. Kindsheid. Heel zijn leven had hij toegewijd aan het doopen van stervende kinderen. Hij woonde op een uur afstand van de Blauwe stad , welker bevolking half uit Ghineezen en half uit Manlsjoes bestaat. Hij doorliep den eenen dag de Chmeesche, en den anderen dag de Mantsjoesstad. Door langdurige ondervinding was hij een bekwaam geneeskundige geworden ; dikwijls gelukte ’t hem de kinderziekten te genezen, en was alle hoop voor de genezing van ’t lichaam verloren, dan genas hij de ziel. Zelfs bij de heidenen bad bij zoozeer ieders vertrouwen gewonnen, dat, toen de prefect der stad op zekeren dag een vrij streng reglement uitgaf voor de rondreizende dokters, hij met name onzen dooper uitzonderde. Bij zijnen dood had hij het geluk niet, de laatste H. Sacramenten te ontvangen ; doch , volgens dat de christenen vertellen, vergoedden hem dit de kinderen, die hy gedoopt had. Zij verschenen zichtbaar bij zijn sterfbed, om hem zijne weldaden te vergelden. En dit is niet het eenig voorbeeld, dat bij de chri.stenen dier streek verteld wordt.

Dit werk der doopers gelukt in de eene streek beter dan in de andere ; maar in heel Sina worden jaarlijks verscheiden honderdduizenden kinderen gedoopt in stervensgevaar. Ik heb nog hooren zeggen, dat eene Chineesche maagd van Tsjiiig-ting-foe in één jaar het getal van dOOO bereikt bad, dank aan hare medecijnen en aan het vertrouwen, dat zij had weten in te boezemen.

De tweede manier, waarop de H. Kindsheid hare heilzame werking uitoefent, is het stichten van huizen , waar de verlaten kinderen worden opgenomen ; wij noemen die huizen gewoonlijk Kindsheden. Het is vooral in onze missiën van Mongolië, dat dit schoone werk het meest vooruitgaat. Op onze reis hebben wij het grootste gedeelte der missiën in,