Wat een verscliil tusschen die mannen en eene dwaze en hartelooze moeder , die liare drie dochtertjes niet wilde grootbrengen en ze van honger liet f-tei ven ! Twee dier arme bloedjes zijn nog voor haar dood gedoopt, en dat hebben zij te danken aan uwe halve stuivertjes, dierbare leden van het Genootschap. O , verdubbelt toch uwen liefdadigen ijver. Er sterven , helaas, zooveel van die heidenkinderen, uwe en onze broertjes en zusjes, zonder dat wij hen kunnen helpen , omdat de geldelijke middelen ons ontbreken.

Onze arme Sineezen gaan er heel gemakkelijk toe over, een kind weg te doen. Het geringste kwaad dat zij vreezen, het minste voordeel dat zij hopen , is voldoende om hen er toe te doen besluiten. Zoo herinner ik mij eene moeder, die mij haar dochtertje bracht en zeide : «Ik ben heel arm. Als ik dit kind houd , zal het toch maar een ellendig leven hebben; bij u is het goed. Als het groot wordt, zal het leeren borduren en zoo den kost kunnen verdienen.” Daarop ging zij heen en wij hebben haar nooit weergezien.

Eenige malen toch hebben wij den troost, dat huisgezinnen , bij welke wij kleine kinderen uitbestedeii, er niet alleen goed voor zorgen, maar ze later zelfs als eigen kinderen aannemen. Zoo zijn er nu drie of vier dergelijke gezinnen; en die komen allen bij ons leeren om zich tot het doopsel voor te bereiden. Zoo komt de H. Kindsheid alweer de voortplanting des geloofs te hulp.

Ook de protestanten vestigen zich hier overal. In vele dorpen , die wij bezpchten , hebben zij hunne gestichten , en als wij er aankwamen , vroeg men ons : « Behooren die huizen u toe ? Neen. En preekt gij ook ? dit is zoo mooi om te hooren. Neen , wij preeken niet, maar wij geven geneesmiddelen. —O, dat is nog veel beter!” Hieruit ziet gij, dat de Sineezen de preeken der protestanten alleen maar uit nieuwsgierigheid gaan hooren. Een deel onzer kinderen is afkomstig uit de dorpen die wij zoo gaan bezoeken.

Onze Sineezen weten zeer wel, dat even als het goed be-