in alle richtingen boomstammen in geworpen ; maar dat maakte, naar het ons voorkwam , het gevaar nog grooter, want die boomen waren zeer glibberig en sommige waren onder den modder verborgen zoodat men niet zag wanneer men veilig den voet kon zetten. Onze dragers toonden zich zeer behendig en bet bleek wel dat zij den weg goed kenden. Zoo werden wij gerustgesteld , te meer daar Aloïs ons beloofd bad dat wij er zonder ongeval over zouden komen. Hij maande de dragers gedurig tot de grootste voorzichtigheid aan, maakte de kinderen op de gevaarlijke plaatsen opmerkzaam , en zoo kwamen wij met Gods hulp gelukkig aan de overzijde. Nu nog een berg over, dan weer een moeras even lang, lastig en gevaarlijk als bet eerste, waar wij ook behouden óverkwamen, en eindelijk zagen wij voor ons bet dorp Condé, waar Manbiéma zijn verblijf houdt. Scbilderacbtig was de aanblik der hutten, in een wijden kring gebouwd op de helling van een schoenen heuvel tusscben maniok- en banaanvelden en aan den voet van zware bosscben. Voor de grootste dier hutten hielden onze dragers stil; zij was omringd met stevig hoog paalwerk Manhiéna of de Oe7i-koeloe ( d. i. honing van het heelal) kwam ons blijde te gemoet. Hij leidde ons in zijne woning binnen, waar hij vooraf eenige ververschingen voor ons had laten gereed zetten. Nauwelijks gunde hij ons den tijd om wat uit te rusten , zulk een haast had hij om ons eerst zijn vele fetischen (alle even leelijk en belachelijk) en vervolgens zijn talrijk huisgezin voor te stellen. De kinderen alleen wekten onze belangstelling en aandacht. Arme schepsels I van kindsbeen af en op moeders schoot groeien zij in het grofst en onteerenst bijgeloof op, en later wordt het zeer moeilijk, al die dwaalbegrippen uit hun geest te verwijderen en hun in plaats daarvan de waarheden van onzen heiligen godsdienst te doen omhelzen. Doch tegen de moeite zouden wij niet opzien, als het ons maar werd toegestaan hen te mogen onderwijzen.

Wij moesten ook de groote schatkamer van Manhiéma be-