Sluiting der rekening over 1900—1901,

dit nummer der Annalen in handen komt van de des Genootschaps, zal de laatste jaarrekening l9® eeuw zijn gesloten. Het zij ons vergund, bij deze gelegenheid nogmaals een dringend beroep te doen op den ijver der Bestuurders, Ijveraars, Leden en Weldoeners, daar wij meer dan ooit hunne hulp behoeven om in den nood der Missiën eenigszins te voorzien.

Is het wel noodig, nog te spreken van de noodzakelijkheid om zooveel doenlijk de verwoestingen te herstellen, in de Sineesche Missiën aangericht ten gevolge der beroeringen, waarvan de geheele wereld met de grootste spanning de ontknooping te gemoet ziet ?

In zijn dagboek, ter plaatse zelve geschreven, verhaalt Mgr. Fa vier, Ap. Vic. van Peking, boe den I'2 Augustus te half zeven in den morgen , eensklaps een ontzettende knal werd vernomen. Er was eene mijn, door de belegeraars aangelegd , gesprongen. « Wij liepen er allen heen ,” schrijft Z. D. H., « gelukkig, dat de meeste kinderen en Zusters toen juist in de kapel waren, anders was de helft van het personeel in de lucht gevlogen. Geheel het oostelijk gedeelte van het ,len-se-tang is één puinhoop; op de plaats der ontploffing gaapt een kuil, 7 meters diep en meer dan 40 meters in doorsnede.” Is dat niet een sprekend beeld van den vreeselijken nood, waarin wij moeten voorzien ? Zijn niet over een groot deel van Sina eene menigte gestichten als in een afgrond verdwenen door de verwoestingen , brandstichtingen, plunderingen en moorderijen der zoogenaamde Boksers, dikwijls door de burgerlijke en militaire overheden geholpen ? « Was het nog alleen stoffelijke schade, die wij te betreuren hebben !” schrijft een missionaris uit Zuid-Mandsjoerië; « maar Mgr. Guillon is levend verbrand. Pater Emonet levend verbrand. Pater Joannes Li levend verbrand, de Zusters Ste-Croix en Albertine