Eene reis door het bosch,

Lomé , den 3. VIII, 1900.

Ik wensch U vertellen , wat ik in het bosch gezien heb. Dat is, ik heb veel bergen en stroomen gezien. Ik ben in het bosch geweest met Pater Prefect. De menschen ontvingen ons zeer goed. Zij hadden Pater Prefect gezegd, dat zij wenschten ook eene school in hune stad hebben. Hij heeft veel van God gezegd; en hij heeft ook eene Missie in Atakpame opgericht; hij heeft ook school in Agu, Gomé Kpalimé, en Kpando, gemaakt (of gedaan ?) Op onze reis zijn wij in Engelsche kolonie gekomen. De menschen en de soldaten waren zoowat onze vijanden. Omdat zij meenden , dat wij zijn menschen van de Regeering. Een soldaat heeft het paard van Mijnheer Anselmann een stoot gegeven. Daarom Pater Prefect heeft hun uitgelegt. Dat zij zijn priesteren. Toen wij weg naar Djoko. In het eerst de menschen waren een beetje bang. Maar Pater Prefect zeide hun. Vreest niets, wij zijn geen mannen van de Regeering. De Koning heeft ons kamers gegeven. Wij hebben Mis gelezen en heeft over God gezegd. Wij steken veel stroomen over en klomme ook veel bergen. Wij kwamen te Atakpame. Ons voedsel is jams en vleesch van bosch dieren en hoenders. De menschen hadden ons veel jams gegeven. Maar Pater Prefect wenscht niet aannemen en zeide, het is te veel. Maar de menschen zeiden hem, als hij neemt niet aan dan hij is (niet) meer onze vriend. Daarom nam hij, het aan ; maar niet alles.

Ik groet U zeer, en alle Paters, en Broeders en de Studenten.

Ik ben uw kind in Christus. God mag U een lang leven schenken.

Uw Andreas. Kwasi. .Vholu.