De reis was niet vrij van moeilijkliefien, maar God heeft ons zichtbaar Jiesdiermd. Wij -ingen gastvrijheid verzoeken bij de Eerw. Zusters van ’t Kind Jesus, de Eerw. Moeder Marie Justine, Overste des huizes, ontving ons met open armen, en al hare Zustei s begroetten ons op bet harfelijkst. Dit liefderijk onthaal verzachtte onze smart; daarbij hadden wij nog den troost er on/e beide Zusters uit Sja-ling weder te vinden, die naar Sjang-hai waren gegaan. Uit Tsjee-foe hadden wij haar geschreven , zich te Nangasaki bij ons te vervoegen en zij waren er denzelfden l(j Juli, eenige uren vóór ons, aangekomen.

Er ontbrak dus niemand meer dan de beide Zusters van Tjee-ling. Een maand lang waren wij in pijnlijke onzekerheid omtrent haar wedervaren. Eindelijk vernemen wij uit een telegram, aan Pater Robert te Sjang-hai gezonden, dat beide behouden te Wladiwostok zijn aangekomen, te gelijk met de Pater Larnasse en Vuillemot, die even als zij , uit Tsee-ling waren gevlucht. ®

Zuster Gérardine heeft ons een en ander verteld van hare reis, die acht en dertig dagen duurde en waarin zij slechts oor eene wonderdadige bescherming aan den dood ontkwamen.

« In den nacht van 3 op 4 Juli,” zoo verhaalt zij, « moeswij ons weeshuis verlaten, om ons bij de Russen van i.|ee-ling in veiligheid te stellen. Den ’s morgens namen wij den trein naar Ing-tse, maar tusschen Tjeeling en Moekden stieten wij op eene bende Boksers, die den trein beschoten. Zoo snel mogelijk stoomde de trein naar het naaste station terug, waar wij den nacht in doodelijken angst doorbrachten. ’s Anderendaags was verder sporen onmogelijk; de baan was geheel vernield; dus terug naar Tjee-ling. Onderweg zagen wij met smart den brand van ons weeshuis en der overige gehouwen.

« Daar waren wij dan weer bij de Russen ; dezen, niet

A.

12