zij, en gansch niet in haar schik, dat men haar vergeten had , ging zij , na de anderen , ook naar den Pater en zei; «Ik heb ook zonden gedaan , ik wil biechten.” Den volgenden keer zorgde Joanna dat zij de eerste was; maar eerst wilde zij weten, hoe men dat aan moest leggen om te biechten. Voor het raam der kapel maakte zij van baksteenen eene kleine hoogte, stiet het raam open en stak er haar hoofd door. Toen men haar daarom bekeef, antwoordde zij heel ernstig: «ik wou maar eens zien , boe dat gaaten toen bet bare beurt was, ging zij ernstig en bedaard als groote menschen naar binnen.

Het was een pleizier haar overal te zien rondloopen. Een gedeelte van den dag was zij in de keuken bezig met groenten schoon te maken , en zij zong als een jonge vink : «Au del, au del, firai la voir un jour !” (In den hemel, in den hemel; daar zal ik haar eenmaal zien !) Men zou gezegd hebben dat zij een voorgevoel had van haar nabijzijnden dood. Inderdaad, onze kleine Joanna werd ziek, en de beste verpleging mocht niet baten. «O, zeide zij , Joanna blijft bier niet; zij gaat naar den hemel bij den lieven Jesus.” Als men haar vroeg: « Joanna, zijt gij wat beter ?” antwoordde zij: «Neen, ik wil sterven.” «Wilt gij naar den hemel gaan ?” «Ja, om met bet kindje Jesus te spelen.” —• «In den hemel zult gij goed voor ons bidden, niet waar, Joanna ?” « Zeker, gij zijt mijne moeder, en ik houd veel van u ; ik zal Onzen Lieven Heer vragen , dat Hij ook u den hemel geeft.” In deze seboone gevoelens is Joanna naar den hemel gegaan.

Al bare kameraadjes, en ook de grootere meisjes beweenden baar. Om ze te troosten , verzekerde ik baar, dat zij maar goed behoefden op te passen , om eenmaal bij Joanna in den hemel te komen. Gij kunt u niet verbeelden, geliefde kinderen, hoe bang onze weesmeisjes zijn, dat zij soms zonder doopsel zouden kunnen sterven. Zoodra eene nog niet gedoopte wat ziek is, komen de christen meisjes er bij , zelfs