iets: als wij allen te zamen gaan met eene karavaan van 80 manschappen , zuilen wij dan overal in de dorpen wel dadelijk eten genoeg vinden ? Zullen de inwoners bij de plotslinge nadering van zooveel vreemd volk niet gaan vluchten ? Als ik morgen eens met 10 man vooruit ging , en dan aan de chefs van de verschillende dorpen, waar de weg langs gaat, verzocht om meel te laten stampen en maïs in gereedheid te houden, en dat zij zorgen, een onderkomen te kunnen verschaflen aan 70 man , die over 8 dagen met twee Europeanen bij hen langs zullen komen ?”

« Maar als gij onderweg eens ziek wordt en gij zijt alleen ?”

«’t Is waar”, antwoordt onze Overste, «maar God is overal en O. L. Vrouw zal mij wel beschermen. Moeten wij dan niet altijd op de hulp van boven vertrouwen ?”

Monseigneur gaf zijne toestemming en den volgenden morgen al heel vroeg werden de noodigste pakken en zakken voor 10 van de beste en de meest vertrouwde dragers uitgezócht. Onze Overste nam afscheid en begaf zich met het uitverkoren tiental vroolijk op weg. Een van zijne laatste woorden wai’en: «mogehjk kom ik over een paar jaar nog eens hier in Mpala kijken, dus tot weerziens ! Doch hier kunnen wij alweder zeggen: de mensch wikt, en God beschikt, want onze Overste heeft niet meer de kans gehad , nog eens te Mpala te komen. Hij rust thans al lang op het kerkhof van onze nieuwe missiestatie, waar hij zelf het eerst het kruis plantte en met vele moeilijkheden had te kampen. In dien korten tijd heeft hij veel gewerkt, doch rust nu tot den dag der verrijzenis. Zijne ziel heeft, naar wij hopen , reeds de belooning ontvangen voor al het goed, dat hij gedaan heeft en ook voor dat, wat hij nog heeft willen doen , daar God den wil voor de daad aanneemt.

Dus de andere Pater en ik zouden 8 dagen later vertrekken. Voor mij was dit niet slechter , integendeel , na verloop van dien tijd kon ik mijne oogen weer goed gebruiken. Den volgenden Zondag dan landden de schipbreukelingen en