sloten', waren. Thans verklaarde hem de Pater, dat hij niets beter kon doen dan naar den districts-commandant gaan en aan dezen zijne redenen bloot te leggen ; indien hij dan in zijn recht was, dan zoude hem in ieder geval recht verschaft worden, al moest het met geweld verkregen worden. Bovendien verklaarde de Pater, dat wij Missionarissen waren en ons dus nooit met zulke zaken mochten inlaten. Dit antwoord stelde den chef volstrekt niet tevreden , daar hij bepaald wilde, dat wij met hem tegen zijnen vijand zouden optrekken. Wij echter trachten nog eens hem duidelijk te maken , dat het ons zelfs niet geoorloofd was, ons in zulke bloedige geschillen te mengen, en toen hij zag, dat wij onze tent weer afbraken en verder wilden trekken, liet hij ons duidelijk zijn misnoegen blijken. Doch wij stoorden ons hier niet aan , betaalden hem het eten en vertrokken.

Pas echter waren wij een eind weg, of hij zelf kwam ons gewapend ■ achterna geloopen. Niet, dat hij van plan was , om ons te vervolgen, maar hij wilde zóó onder ons geleide veilig meegaan naar het dorp van den groeten chef Bukala, dat wij dien dag zouden bereiken. Hij vroeg ons dan , ot wij , als wij hem niet konden helpen, tenminste onzen invloed bij Bukala wilden doen gelden , om dezen te bewegen, hern te helpen. Dit beloofden wij , doch verklaarden erbij, dat wij Bukala niet konden noodzaken.

Na 4 uren gaans waren wij te Bukala aangekomen en werden er goed ontvangen. Natuurlijk werd Bukala aanstonds over het verleenen van hulp aangesproken, doch deze verklaarde vastberaden, dat hij daar niets van wilde weten. Kaheke moest dus onverrichter zake weer naar huis terugkeeren. Later is gebleken, dat het recht aan zijne zijde was, zoodat Songoroh door de soldaten van den staat gevangen genomen is en nog thans te Mtowa, de residentie van den commandant, gevangen gehouden wordt.

Wij bleven dien nacht dan bij Bukala, den gevreesden en machtigen chef van deze streek. Bondom zijn dorp heeft