hij eene geduchte verschansing aangelegd en niemand durft het wagen, hem aan te vallen. Hij is geen Mbula van geboorte , docb een Mjema, een volksstam van beel ver hier vandaan , maar het moet een slimmerik zijn van de eerste soort. Hij bezit veel vrouwen en slaven en wordt daarom aangezien als rijk en machtig.

Den volgenden dag namen wij na een reis van S'/j uur onzen intrek bij Kyessa, die ook een groot dorp heeft. Deze chel is een groote man en dik als eene gans, en wordt hierbij ook het best vergeleken , want het moet allesbehalve een slimmerik zijn. Vandaar dan ook, dat niet hij het volk, doch het volk hem regeert. Met veel moeite slechts vonden wij eten en een onderkomen voor onze dragers , want het volk deed niets dan ons aangapen. Tegen den avond pas kwam er een beetje meel en een klein geitje, maar alles samen was niet genoeg voor onze mannen , om bun honger te kunnen stillen.

Den volgenden morgen wilden allen maar liefst zoo vroeg mogelijk vertrekken , want het was de laatste dag van onze reis. Al zingende en met groote haast trokken wij nu verder en kwamen na s’/j uur en dus reeds te elf ure op de plaats van bestemming aan. Onze Overste, die eene week vóór ons vertrokken was, kwam ons tegemoet, vergezeld van den cbef en de grootèn van het dorp, en met vreugde v-erden wij als in triomf binnengeleid.

Wij hadden dus over onze reis juist elf dagen gedaan en alles samen 53 a 54 uren lang gewandeld. Wij wonen hier bij Makornbo, cbef van een groot dorp van omtrent vijftienhonderd inwoners. Het is eene groote, struische kerel van middelbaren leeftijd. Hij beeft een vriendelijk , open gelaat en is zeer bemind van zijne onderdanen. Op het oogenblik ligt hij in geschil (dat noemen zij hier oorlog) met den machtigen chef Bukala en steunt ook op ons voor het geval , dat Bukala tot hier zou doordringen. Indien het werkelijk zoover mocht komen , moeten wij van zelf meehelpen, om onzen