AFRIKA.

AP. PREFECTUUR VAN DEN BENEDEN NIGER

Brief van den Eerwaarden pater Lejeune van de Congregatie van den H. Geest en van het H. Hart van Maria, Apostolisch Prefect, aan de H.H. Leden van den Centralen Raad der H. Kindsheid.

Wietsja.

Mijne Heeren

Veroorlooft mij bij het overzenden van mijn jaarlijksch verslag U mijnen dank te betuigen voor de belangstelling die gij altoos getoond hebt in deze Missie van den Reneden Niger sedert bare vestiging. Dank aan uwe hulp breidt zij zich dan ook met den dag uit. Het aantal christenen is gestegen tot over de 1900, niet medegerekend de talrijke vreemdelingen die op ’t oogenblik van Benin en van de Goudkust en Lierra Leone toestroomen. Inderdaad de Staat en de Handelshuizen vestigen hunne hoofd kwartieren te Wietsja, en hier gebeurt nu, wat overal elders geschiedt, als een land voor den handel en voor de mijnen geopend wordt: eene aanzienlijke menigte vreemdelingen komen bier aan. Hierdoor stijgt het getal onzer katholieken, in onze prefectuur aanwezig, tot minstens 2,200.

Te allen tijde is de kindsheid in den Niger vervolgd geworden. Aan geen tweeling is het toegestaan te blijven leven. Dit jaar hebben we alleen te Wietsja, bet leven kunnen redden van 13 tweelingen, van welke 3op één dag geboren. Zonder de tusschenkornst van den blanke zou men ook de moeder gedood hebben, gelijk men alle moeders doodt, aan wie de goede God vijf dochtertjes achtereen schenkt.

Te N’sube heeft Pater Joseph in een boseb twee kinderen gevonden in een pot gestopt en heel bedekt met mieren. Het eene was dood; het andere is gedoopt, maar eenige uren later gestorven. Te Aguléri heeft Pater Bubblendorf er