zelf aan mij verteld heeft hoe de Goddelijke Voorzienigheid , wier wegen zoo wonderbaar zijn, haar uit het heidendom getrokken heeft om haar in den schoot der Heilige Kerk te plaatsen.

Nargamal kwam ter wereld in een klein dorp niet ver van Galcutta. Hare ouders waren rijke heidenen. Zij bezaten talrijke kudden, uitgestrekte rijstvelden en verscheidene boomgaarden met kokosboomen, die ten tijde van den oogst veel opleverden.

De kindsheid van Nargamal vlood gelukkig en vreedzaam voorbij in de woning harer ouders, die haar allerteederst beminden. De verlangens van hel dochtertje trachte men tot de geringste toe ten volle te bevredigen; zijden kleederen , kostbare juweelen, niets mocht haar ontbreken. Zooals ge ziet, waarde vriendjes, scheen alles onze kleine heldin toe te lachen. Maar weldra helaas! moest zij ondervinden dat deze wereld de plaats voor het geluk niet is.

Omtrent, zes jaar oud verloor Nargamal hare ouders. Nochtans leed zij niet veel door dit verlies, want zij had een broeder en zuster veel ouder dan zij ; dezen beminden haar met de levendigste teederheid en waren voor haar als vader en moeder. Toen zij haar dertiende jaar bereikt had, dachten zij er aan om haar uit te huwelijken. Bij dit onverwacht nieuws ontstelde Nargamal. De gedachte het ouderhuis en haar teerbeminde broeder en zuster te moeten verlaten om onder vreemden te gaan leven scheen hare krachten te boven te gaan. Zij nam dus een besluit en zeide ronduit aan haar broeder en zuster; « Supramaï, Diletchie, waarom wilt gij mij wegzenden verre van u ? Bemint gij we tangatchie (kleine zuster) niet meer ?” Neen, ik wil u niet verlaten , mijn besluit is genomen; nooit zal ik de talie (klein juweel dat de Indische vrouwen aan den hals dragen ten teeken van den huwelijksband) aannemen.” Supramaï, verwonderd zulk een besluit van Nargamal te hooren, beproefde door alle mogelijke middelen, haar van besluit te doen veranderen.