reine leven onzer weesnaeisjes; daarbij heeft zij zich ongetwijfeld ook zoetelijk getrokken gevoeld naar den Gast onzer tabernakelen en naar de voeten van de Onbevlekte Maagd. Als zij zich met bare gezellinnen in de kapel bevond, had zij ongetwijfeld in baar hart dit woord van den Goddelijken Meester gehoord: « Komt allen tot Mij, gy die belast en l>eladen zijt, en Ik zal u verkwikken 1” Zij wilde aan deze uitnoodiging beantwoorden ; maar wat zou zij doen ? zij, arme slavin, die geen anderen wil mocht hebben dan de grillen van een barbaarscben en wreeden meester ? Haar lastig karakter redde haar.

Sjwan-ki had wel*eenige vorderingen gemaakt, maar toch niet genoeg om de barbaarsche uitvallen van den meester altoos geduldig te verdragen. Bij de eerste opmerkingen begon weer het pruilen , en helaas 1 ook weer de stokslagen. Eindelijk, na eenige weken werd zij naar het weeshuis teruggebracbt, en dezen keer voor goed.

De liefde tot Jesus en Maria bedaarde allengs het opvliegend karakter van Sjwan-ki, die bij het Doopsel den naam van Maria heeft aangenomen. Hare goede gesteltenissen hebben baar het geluk bezorgd dit iaar onder het getal der eerstcommunicanten te zijn opgenomen.

Voegt bij uwe aalmoezen, dierbare leden, ook een vurig gebed voor de volharding van uwe beschermelingen te Tsjeefoe. Bidt ook voor de Missionarissen, opdat zij getrouwelijk arbeiden aan het werk van God.

Aanvaardt de uitdrukking der gevoelens van levende erkentelijkheid , met welke ik mij zoo gaarne noem

Uwe gansch toegenegen vriendin in Onzen Heer,

Marie Sainïe-Foi de Jésus.

F. M. M.