te geven uitdrukking, hare handen gevouwen, hare oogen hemelwaarts gericht; haar schoon gelaat weerkaatste iets engelachtigs.

Intusschen bespeurden wij , dat Hoï-wa van dag tot dag verbleekte en vermagerde, maar altoos zong zij : « Ave Maria.”

Zij werd door eene hevige koorts aangetast, zij werd uiterst zwak, maar zij hield niet op Maria te groeten.

Als zij een geneesmiddel nam haalde zij het door en de tas aan de ziekendienster terug gevende lachtte zij haar toe er hij voegende : « Ave Maria”. Gedurende haren langen doodstrijd hoorde men haar met wegstervende stem zonder ophouden herhalen : « Ave Maria”. Eindelijk haar laatste zucht was nog een groet aan Maria.

Toen de zinnelooze van Bretagne gestorven was, zegt de legende, verhief zich eene schoone lelie op zijn graf. Men vond haar zoo schoon , dat men ze wilde overplanten. Men wroette diep maar men vond geen wortel , men groef nog voort en zag eindelijk dat de lelie opschoot uit den mond, die nooit anders gesproken had dan Ave Maria. Men wilde toen die wonderbare lelie losrukken en bevond dat zij haren wortel had in het hart van hem, die het voorwerp van aller bespotting geweest was.

Een dergelijk wonder heeft zich zonder twijfel hier niet voorgedaan. Zij is begraven op het kerkhof van de H. Kindsheid , vrij ver van hier afgelegen. Evenwel, als op haar graf al geen spoedig verdorrende lelie ontluikt, toch moet het onnoozele kind, dat na haar doopsel niet ophield Maria te groeten, nu wel bloeien als eene schoone lelie in den hemelschen lusttuin. Aan u, dierbare leden der H. Kindsheid, is zij dat verschuldigd, aan uwe kleine offertjes. Ter vergelding zal de Goddelijke Meester schatten van gratie en zegeningen uitstorten over u, over hen die gij bemint, alzook over ons arm maar altoos nog dierbaar Frankrijk.

Zuster Maria van Sint Rosalie F. M. M.