lijker wijze gesproken, niets hen had kunnen bereiden. Laat mij U eens spreken van twee dezer uitgelezen zielen, bloemen des hemels nu, maar welker geur nog onze harten doordringt.

Eene bloem van Ambuhipo.

Deze bloem, Marcellina Rasendranoro, later overgeplant naar de Normaalschool van Ambohipo waar zij ontlook, werd geboren te Ambatomahamanina, bij Ambohitrabiby, ten Noorden van Tananarive op een tijd toen de katholieke godsdienst nog niet tot dat dorp was doorgedrongen.

Haar vader, hoofd van een protestantschen tempel en tevens ambtenaar, was een beslist tegenstander van den katholieken godsdienst.

Rasendranoro deed zich van hare kindschheid af onderscheiden door allerlei beminnelijke hoedanigheden; in zedigheid en liefde voor heilige zaken kon geen kind van het dorp met haar vergeleken worden.

Ook werd zij, schoon nog jong, ten huwelijk gevraagd door verscheiden rijke en hooggeplaatste protestanten. Maar zij weigerde al hunne schitterende aanbiedingen; waaruit men kon opmaken, dat zij misschien reeds katholiek was in het binnenste van haar hart; te meer wijl een jongeling, weinig bemiddeld, maar die in den schoot der katholieke Kerk ging treden, ofschoon hij nog niet gedoopt was, toen deze zich op zijne beurt aanbood, met blijdschap werd aanvaard. Den volgenden dag, trad zij, ondanks den tegenstand der familie, in de katholieke Kerk.

Eer zij hare toestemming voor het huwelijk gaf, had zij eene voorwaarde gesteld : deze namelijk dat zij samen zouden gaan studeeren aan de Normaalschool voor Catechisten te Ambohipo, omtrent een uur ten Oosten van Tananarive.

Zij kwamen te Ambohipo in 1899 en verbleven er drie jaar in de Normaalschool. Marcellina wachtte niet langer met het doopsel te ontvangen en hare Eerste H. Communie