grooten afstand, die de zes en dertig eilanden van het vicariaat van elkaar scheidt, in elke centrale standplaats een apotheek te hebben; en wijl de inboorlingen voor hunne voeding niets hebben dan hunne kokosboomen en hunne meren, zoo worden zij vrij gemakkelijk door ziekte aangetast.

Ook moeten wij noodzakelijk om ons klein volkje niet te verliezen, scholen oprichten in elk dorp, dat door de protestanten bezet is. Wij hebben er reeds een honderdtal en zijn verre nog van ons stichtingswerk onder dit opzicht geëindigd te hebben. Bovendien hebben wy eene school voor catechisten moeten vestigen, zonder te spreken van de Europeesche Zusters op de zeven eilanden , waar wij ze hebben kunnen installeeren. Onze armoede heeft ons tot heden niet toegelaten, meer dan twee bouwingen met Australisch hout te ondernemen voor onze scholen (men vindt hier geen hout geschikt voor Europeeschen bouwtrant); alle andere scholen zijn van inlandsche materialen en met rieten daken gedekt. Het klimaat van het land onder den evenaar, vereenigd met de zachte, weinig duurzame eigenschap van het inlandsch hout, maakt gedurig herstellingen noodzakelijk, en deze geschieden niet zonder onkosten, welke ieder op zich zelf gering, toch vrij aanzienlijk worden als men ze bij elkaar voegt. De hitte noodzaakt ons de houten gebouwen dikwijls opnieuw te verven om ze tegen de werking der tropische zon te beschermen.

Ziedaar, Mijne Heeren, in eenige woorden eene heel eenvoudige schets èn van onze behoeften èn van de resultaten verkregen met behulp der bijdragen, die gij ons zoo edelmoedig bezorgt. In het begin van dezen brief zinspeelde ik op de ellende van deze schrale eilanden, gevormd van koraal overdekt met zand en dikwijls geteisterd door de droogte gedurende twee of drie jaar. De stoffelijke hulpbronnen van dit land zijn zoo goed als nul; niets tiert er dan de kokosboom , de pandanus, welks vrucht door de Europeanen niet gewild is, en laro’s of ignamen van eene geringe soort, die