ellendigen toestand, dat men zich moet haasten om hun het Doopsel en het Vormsel toe te dienen. Laatst bracht eene vrouw ons een meisje, dat zij in de straat gevonden had en waarvan het lichaam was bedekt met beten: een hond had het willen opeten; wij doopten het en een paar uren later was het dood. Anderen leven lang en door naarstige zorg slaagt men er in, een vaak ongelukkig bestaan te verlengen. Een meisje van vier jaar b.v. was altijd op het punt van te sterven, het was een levend geraamte, en men kan, zonder het gezien te hebben, zich geen denkbeeld vormen van den toestand van het arme kind De langdurige doodstrijd is geëindigd, en groot moet de blijdschap zijn, nu het zich te midden der Engeltjes bevindt.

Wat men van de Chineezen moge zeggen, zij zijn vatbaar voor oprechte hartelijke genegenheid ten minste tot de kinderen die wij hun toevertrouwen.

De meisjes die wij bij voedsters besteden, worden zeer bemind ; deze arme heidenen verzorgen ze naar best vermogen om gunsten te verwerven van den Hemel, ofschoon zij den Meester niet kennen. En hoe grooter de gratie is, die zij verlangen, hoe meer zij zich ook hechten aan het kind. Ook zijn zij bedroefd als de tijd aanbreekt om het kind terug te brengen. Dikwijls verbergen zij het, zich begevende van dorp tot dorp om ons den kostbaren schat te onttrekken, die naar hunne gedachte, de bescherming des Hemels over hen aftrekt. Er vallen soms hartroerende tafereelen voor als een kind in het Weeshuis terugkomt. Laatst bracht een man ons een klein meisje, omdat zijne vrouw gestorven was; hij kon het maar niet verlaten ; van tijd tot tijd kwam hij terug en zeide mij : « Laat mij mijne kleine zien, zonder dat zij mij bemerkt, anders zou zij weenen Ik zou tevreden zijn als ik haar bezig zag.” En het was een genoegen dezen goeden boer zoo gelukkig te zien om de vreugde van zijn klein meisje. Ja, waarlijk deze heidenen beminnen onze kinderen meer dan de hunne. Alle Zondagen komen zeer