in huis gebeuren kan ?” Dit hoorde de vader, die in een hoek der hut weggekropen was; hij kwam te voorschijn, en pijnlijk zuchtend sprak hy : « Het is een wet van onzen godsdienst, dat de beenderen van een stervende gebroken worden j ik moest er mij wel aan onderwerpen, anders zouden onze góden op mij vertoornd zijn geworden.” Intusschen had de Zuster den kleine nauwkeuriger onderzocht; zij kon den vader verklaren, dat het kind nog niet verloren was, als men maar ophield met die gruwzame behandeling. Tegelijk was die congreganiste, die zooveel van den kleinen Lingi hield, uit eigen beweging de ziekenzuster gaan roepen, die weldra met water van Lourdes en geneesmiddelen de hut binnentrad, waar eenige minuten later ook Nada verscheen. Deze was naar den heidenschen tempel geweest, om daar de godin voor het behoud van haar zoontje te smeeken. Zij stond verbaasd, toen zij de Zuster bij het kind zag. Haar man immers was dien dag niet naar het klooster geweest, en zij zelve had ook niemand ontboden. Doch de Zuster liet haar geen tijd om uitleg te vragen : onder voorgeven dat het jongetje meer frissche lucht behoefde, en om vrijer te zijn bij het toedienen van het doopsel, deed zij de ouders en de oude tooverheks de hut verlaten. Nada kwam echter kort daarna terug en verzocht in een boekje der hut te mogen blijven en haar kind te zien. Dit werd baar toegestaan. Nu gal de Zuster den kleinen lijder eenige druppels water van Lourdes in , en, o wonder I het jongetje glimlacht, doet zijn oogjes half open, sluit ze weder, en valt, zoo het schijnt, in een zachten slaap. Na verloop van een kwartier wordt de moeder ongerust over dit langdurig zwijgen : zij komt dichter bij, en tot hare groote blijdschap ziet zij dat het knaapje volkomen rustig is en niets meer schijnt te lijden. Inderdaad , het was weer dezelfde kleine Lingi uit den tuin. Nada, van blijdschap vervoerd, kust haren lieveling en prijst de godin die zij heeft aangeroepen ; maar Lingi zelf ziet haar nu ernstig aan en zegt; « Neen, moeder , zoo moogt gij niet spreken ;