Het wekt dikwijls ons medelijden, als arme moeders, die pas het hospitaal hehben verlaten , met hare kleine kinderen bij ons aankomen. Vragen wij, waarom zij de wurmpjes niet hij zich houden en zelf voeden , dan is haar antwoord; « Hoe zouden wij kunnen werken , als wij met zoo’n kind belast hieven ?” Vreest niets, lieve kleinen : het gesticht der H. Kindsheid , waar men de waarde uwer zieltjes weet te schatten , staat wijd open om u te ontvangen.

Den 20"* Juni kregen wij uit het hospitaal een dochtertje van muzelmansche ouders; het was acht dagen oud. De moeder (de vader was gestorven), ziende dat het kind een geheal mismaakte hand had, liet het aan zijn lot over en vluchtte weg. Die hand was inderdaad iets vreemds ;er waren geen vingers aan, maar vijf kleine stukjes vleesch ,in vorm op spelden gelijkend. Anders was het een lief kind, zooveel dat op dien leeftijd mogelijk is. Kort nadat het gedoopt was, is het naar den Hemel gegaan.

Een ander kindje namen wij tegelijk met de moeder bij ons op. Zij kwam pas uit het hospitaal en kon nauwelijks op haar beenen staan; eene goede oude vrouw; die het Foundling Home (Vondelinghuis) goed kende, bracht moeder en kind bij ons.

Een andermaal het was in September bracht een Indiër ons een meisje van negen maanden, wier moeder gestorven en wier vader op reis was. Die Indiër dan trok zich het arm verlaten bloedje aan; hij dat wel eens van het Foundling Home hoeren spreken , en wilde nu het kind bij ons brengen. Ongelukkig wist hij den weg niet en zocht drie dagen te vergeefs; eindelijk den vierden dag kwam hij bij ons aan; het kind was in een allerlendigsten staat. Wij lieten het doopen en daarna naar het hospitaal brengen.

Er zou geen einde aan komen, indien wij u ook maar in het kort de geschiedenis wilden mededeelen van al de kinderen , klein of groot, die hij ons worden opgenomen.

In Octoher 11. zond O. L. V. van den Rozenkrans ons twee