ger, als er een klein kind stierf, zond men eenvoudig eene akte van overlyden, zonder andere formaliteiten. Nu gaat dat zóó niet meer.

Kom, nu gaan wij even naar de nurserij, zooals het hier op zijn Engelsch heet; wij kunnen het wel kindertwin doopen. Ik weet zeker, dat gij er een heelen tijd naar het gesnap onzer kleintjes zult blijven luisteren. Verscheidene kruipen nog op handen en voeten; anderen trippelen heen en weer, en allen doen het huis van vroolijk gebabbel en gelach weergalmen. Kijk daar eens dat guitje: wij noemen het Regina. Als er een Zuster door de nursery komt hoort gij Regina roepen : « Tites, Tites” (zij wil zeggen Sister, Sister) zoolang tot de Sister (Zuster) haar aankijkt; eer is zij niet tevreden.

In dezen kindertuin (een soort van Fröbelschool) komen de kinderen, als zij drie jaar oud zijn. Het is wezenlijk aardig om te hooren, hoe zij de deuntjes en de woorden die men haar leert, trachten na te zeggen. Bij de voedsters hadden zij zich aan het Indoestanisch (de volkstaal) gewend : nu beginnen zij Engelsch te praten of liever te stamelen.

De inspectrice, door de regeering gezonden, kwam onlangs , den November, ons gesticht bezoeken ; zij vond veel genoegen in het hooren der aardige , soms geestige antwoorden , die de kinderen gaven, en in het zien van haar opgewekt en verstandig voorkomen. Op de vraag eener onderwijzeres, waarom Onze Lieve Heer de bloemen had laten groeien, gaf een klein meisje ten antwoord : « Wel, om ze in de kapel te zetten.” En is het niet natuurlijk , dat Onze Lieve Heer zelf voor zich krijgt, wat Hij zelf geschapen heeft ?

Doch ons Foundling Home is tegelijk ook een toevluchtsoord voor verlaten oude lieden. Gij zoudt zeker grootelijks gesticht zijn, als gij zaagt, zooals ik het meermalen gezien heb, boe kiescb en liefderijk onze grootere meisjes de arme oude vrouwen dienen en oppassen.

Wij smeeken vurig tot God, dat Hij steeds meer milde weldoeners van uw Genootschap opwekke, opdat gij in staat