over haar aller geluk van christen te zijn, dat allen er diep door ontroerd waren.

Agnes werd, toen zij negen jaar oud was, bij ons gebracht door hare eigen moeder. Deze had, op aandringen van den Missionaris, er eerst in toegestemd, zelf bij ons te blijven, om den christen godsdienst, waarin men baar vroeger onderwezen had, doch dien zij geheel had vergeten, opnieuw te leeren. Twee jaar lang hield zij zich goed; zij scheen bet oprecht te meenen en door baar goed gedrag de ergernis van baar vroegere slechte leefwijze te willen herstellen ; doch ten laatste kwam zij ons beslist verklaren, dat zij weg wilde. Wij poogden noch haar op de helling van den afgrond tegen te houden ; met haar naar ons huis te Oe-tsjang te zenden; zij ging, maar nam heimelijk de vlucht, en wij hebben ondanks alle nasporingen nooit kunnen ontdekken waar zij gebleven is.

Toen Agnes te weten kwam, hoe hare moeder weggeloopen was, stond zij in het eerst verslagen van verbazing; daarna maakte zich een diepe droefheid van haar meester, en zij had zich bijna doodgetreurd. De teedere liefde echter, die wij haar betoonden, en de goede verpleging die zij genoot, lenigden allengs hare smart. Zij werd van dag tot dag godvruchtiger, en maakte zich waardig tot de eerste H. Communie te worden toegelaten. Op dien blijden dag moet Jesus baar duidelijk hebben doen inzien, aan welke gevaren zij zou hebben blootgestaan, als zij aan de bekoring, die baar kwelde, had toegegeven (zij werd namelijk gedurig inwendig aangespoord om naar hare bloedverwanten terug te gaan). Nu werd zij met den dag hartelijker jegens ons, en verklaarde, dat zij besloten was, bij ons te leven en te sterven. Gelukkig voor haar: immers wat moest er anders van haar geworden zijn ? Hare moeder was weg, men wist niet waarheen; haar vader had bet te druk met andere zaken, om veel naar haar om te kunnen zien, en hare tante, die haar gaarne bij zich ge-