mensch van te maken, en hem later op het schoenmakersambacht te doen. De Eerw. Moeder Overste gaf hare toestemming tot het plan, en reeds had het een begin van uitvoering gekregen, toen een welgesteld christen huisgezin, van buiten naar de stad verhuisd, dal een jongetje tot kind wilde aannemen, om den kleinen bonze kwam vragen; hij is hij het doopsel Bodewijk genoemd, ziet er een verstandig en zachtaardig kind uit en heeft elks toegenegenheid gewonnen.

Een anderjongetje van Boksers, of misschien door hen ergens geroofd, werd opgenomen door eenige Indische soldaten in Engelschen dienst; zoolang het regiment te Peking bleef, werd hij als een regiments-kind opgevoed; maar toen het naar Engelsch-Indië moest terugkeeren, hesloten de brave Hindoe» (eenigen hunner waren christenen) den kleine aan de H. Kindsheid toe te vertrouwen. Het was een vlug en levendig kereltje; spoedig had hij het noodige geleerd, en ontving het doopsel met den naam van Mathias; vervolgens deed hij na eene ijverige voorbereiding zeer godvruchtig zijne eerste H. Communie, en werd toen op de drukkerij van het Pe-tang geplaatst.

Al wat ik hier verhaal, is nauwkeurig waar, zonder eenige bijgevoegde versiering; het is de werkelijkheid, zooals die ons dagelijks voor oogen komt.

Vandaag teekenen wij in onze registers juist het tiencfMizend honderd een en twintigste kind aan, sinds de aankomst der Liefdezusters van St. Vincentius a Paulo in het Huis der Onbevlekte Ontvangenis te Peking opgenomen; daarbij zijn niet gerekend de ontelbare kindertjes die in het doodsuur het doopsel ontvingen.

Aanvaard, enz.

Zuster Wagensperg, Overste.