De goede tucht onder onze kinderen, hunne zindelijkheid, hun open gelaat, hun gezond voorkomen, maakten op hem een machtigen indruk. Hij verwonderde zich, dat wij al dat klein volkje zoo net in orde houden en zooveel monden den kost geven konden. Wij moesten den «groote man” uitleggen wat die H. Kindsheid was, die in de kosten van zulk een talrijk gezin voorzag. Hij prees die liefdadige instelling hoogelijk ; het was, zeide hij, het schoonste werk, dat er bestaan kon. Ook in de zaal der handwerken beviel het hem bijzonder; hij beschouwde met verbazing de kanten en het borduurwerk door onze weesmeisjes vervaardigd; hij kon maar niet begrijpen, boe arme, kleine Sineesche meisjes zoo handig en bekwaam konden worden.

De provincie is dit jaar weder zwaar beproefd door gebrek aan regen. Vele arme menschen zullen den hongerdood moeten sterven, want alle levensbehoeften zijn buitenmate duur. De lui trachten zich zooveel mogelijk van alle nuttelooze monden te ontlasten, en vooral in den laatsten tijd krijgen wij meisjes van eenige jaren oud in plaats van pas geboren kinderen. Als ze bij ons komen, zien ze er bleek en zwak uit en zijn geheel in lompen gehuld; het is droevig om aan te zien. Gelukkig nog, dat ons weeshuis groot en ruim is; daarbij rekenen wij altijd op de liefderijke ondersteuning van het Genootschap der H. Kindsheid; wij nemen dus maar al de meisjes op, die er komen, en zien alzoo tot onze vreugde de kleine kudde van den goddelijken Herder aangroeien.

Het is nu maar te hopen, dat de vrede met de Sineezen stand houde, opdat ons liefdewerk, met zooveel moeite begonnen, blijve bloeien en vruchten dragen gelijk het tot nog toe deed.

De vervulling van dien wensch durf ik in uwe godvruchtige gebeden aanbevelen.

Aanvaard, enz.

Zr. Maria Symphoriaan, F. M. M.