vanwaar het kind kwam en van wien het was ; de man gaf voldoende antwoord, kreeg een fooi van 200 sapeken fl franc), en ging heen.

Toen het kind gedoopt was, zocht men eene voedster en vond er gelukkig eene in een christen gezin. Hier werd, weder zonder bijzondere bedoeling, aan de voedster bekend gemaakt, dat het meisje een dochtertje was van vrouw die en die, te X., een dorp niet al te ver vandaar. Vier jaar later namen de Oversten het meisje weer in het gesticht: het groeide er als eene kool, en zong er met de andere kleinen ; »Wij hebben geen vader of moeder maar wij zijn gelukkiger dan die ze hebben anders zouden wij heidenen zijn en onzen Vader in den hemel.”

Tot huwbaren leeftijd gekomen, weigerde zij te trouwen, en verzocht in het Gesticht te mogen blijven, waar zij de weesjes wilde helpen verzorgen en later, als ’t God en de oversten beliefde, hare beloften doen. Daar zij als een verstandig en christelijk kind bekend stond, werd haar verlangen door den Bestuurder der H. Kindsheid ingewilligd. Anna zoo is haar naam —verbleef nog een tijd lang te Sjang-hwo-ti, werd vervolgens naar het gesticht van Eul-sjan-san-haw gezonden, en later naar Su-peul; in 1900, weinige dagen voordat de Boksers dit laatste dorp in brand staken, vluchtte zij met eenige kinderen naar Ts’i-soe-moe, waar 4000 christenen, van alle zijden samengestroomd, zich tegen de roevers verdedigen.

Het jaar liep ten einde, en de maagd bleef in de school van Ts’i-soe-moe, werkte en leefde rusiig voort, totdat zij, verleden jaar, onverwacht een gewichtig nieuws vernam.

Hare oude voedster was ervaren in het genezen van kinderziekten, of werd er ten minste voor aangezien ; dit nam zij te baat om menig kind uit de buurt met eene natte spons te doopen.

Eens, dat zij er op uitgegaan was, werd zij door een on-

A

12