blijven. De broeder stond ons Tessadith af, maar op voor■waarde, dat de Eerw. Moeder Overste zich verbond om hem, in geval Tessadith in het huwelijk trad, eene zekere som uit te keeren. Eene medelijdende weldoenster bleef borg voor de bedongen som, en nu mocht Tessadith zich voor goed als een kind der Zusters beschouwen, daar niemand anders voortaan eenig recht meer op baar kon doen gelden.

Zoo eindigt Tessadiths droeve geschiedenis. Mogen met Gods hulp steeds meer en meer Kabylische kinderen de weldaad eener christelijke opvoeding genieten, en vooral velen het geluk smaken van eerlang door het H. Doopsel herboren te worden.

ZUID-SJANG-TONG.

Elen nieuwe christenheid.

Ju-tsa-tswin is een klein dorp, ten oosten der stad Kjan-fsjow, vier kilometer noordwaarts van het spoorweg station Te-kwang, dat twee uur sporens van Tsing-law ligt.

Tijdens de Boksers-onlusten had dit dorp veel te lijden van de ondergeschikte Sineesche beambten bij den aanleg der toen nog onvoltooide spoorlijn, die hun in naam der Europeanen geld trachtten af te persen, bij weigering valsche getuigen tegen ben deden optreden en hen als dieven en oproerlingen verdacht maakten. In dezen nood namen de arme boeren hun toevlucht tot den naasten Missiepost, waar de leekebroeder Joseph eene pannenbakkerij had en smeekten hem om hulp. Na zorgvuldig onderzoek erkende deze hunne onschuld «n maakte de listen en valschheden hunner verdrukkers aan den hoofdingenieur bekend. Door de hulpvaardige liefde van den Broeder getroffen, wilden zij nu ook Ghristenen worden. Schrijver dezes (Pater Anton Volpert) reisde toevallig dien kant uit, en op verzoek van Br. Joseph nam ik mijn weg •ver Ju-tsa-tswin.