zal hen spoedig in persoon zien.” Dit stelde mij gerust. Het duurde niet lang, of daar kwam de boot der Missie met volle zeilen ons te gemoet. De Paters hadden in de verte ons vaartuig gezien, en twee hunner kwamen ons afhalen; het waren de EE. PP. Bouillon en Ménard.

«Waar zijn de twee anderen ?” riep ik hun toe ; «en zijn zij welvarend ?” —«Ja , ja klonk het antwoord , « alles is wel, en gij zult ze spoedig zien.” Een oogenblik later sprong ik blij in hunne boot over, en weldra kwamen wij aan wal op Rua-Sura, waar wij allen elkaar hartelijk omhelsden.

I°. Rua-Sura. Hoe gaarne herhaal ik dien naam ! Hier werden wij bij onze eerste komst gastvrij ontvangen. Schier overal elders afgewezen, mochten wij op dit eiland ons rustig neerzetten , het in eigendom verkrijgen en er onze tenten opslaan. Met de hulp onzer Fidjische catechisten hadden wij toen een planken huis gebouwd, waarin wij binnen enkele weken tamelijk geriefelijk gehuisvest waren.

Sedert had men er niet stil gezeten. Nabij de woning was een kapel verrezen en wat verderop eenige ruime hutten voor een honderdtal knapen en jongelieden, die bij de Missie wilden wonen , het land ontgonnen en beplantten , en daarvoor kost en kleeren en tabak ontvingen, terwijl hen intusschen de eerste beginselen der christelijke leer werden ingeprent. Doch wat mij vooral goed deed aan het hart, was, dat ik al die jongelui iederen avond eenige godsdienstige liederen hoorde zingen en het rozenhoedje bidden, en dat in hunne landstaal, die tot dan toe zuiver heidensch was geweest.

Dit eiland Rua-Sura is gunstig gelegen, midden in den archipel, en betrekkelijk gezond, d. i. minder moerassig en dus minder koortsachtig dan de naburige eilanden.

Er blijft intusschen nog veel te doen: er moet meergrond ontgonnen worden, om de streek gezonder te maken: er moet geplant worden, om voldoende levensbehoeften te bezitten , en de strooien hutten dient men door iets stevigers te vervangen. Wij rekenen op de hulp van de Voorplanting des Geloofs en de H, Kindsheid.

2°. Longoe. Onder den Longoe-volkstam op de westkust van Gwadalkana, hebben wij op dezen tweeden tocht eene nieuwe statie begonnen. Het stamhoofd, Gona , heeft om priesters gevraagd en zegt dat hij christen wil worden en zijne valsche góden verzaken. Hij telt ongeveer 10,000 onderdanen. Op dezelfde kust woont nog een andere stam,