lach, waaruit tevredenheid straalt, verheldert haar bleek gezicht. Van den eersten dag af aan begon zij zoo vlijtig haar catechismus te leeren, dat men haar eenigen tijd later reeds het H. Doopsel kon toedienen. Daarna had zij het geluk op Paaschdag haar eerste H. Communie te doen : hare ingetogenheid stichtte allen die er getuigen van waren.

Indien gij nu, geliefde lezers, Lé-tiang zaagt, of liever, Maria Elisabeth, (zooals zij thans heet), zoudt gij u niet kunnen verbeelden dat zij dat arme slachtoffer der pagode is. Haar hart vloeit over van dankbaarheid voor hare weldoeners en vooral voor Jesus. »Ja,” sprak zij op het einde harer levensgeschiedenis, *ik wil het overige van myn leven doorbrengen met den goeden God te bedanken, die mij, arme verstootelinge, zulke barmhartigheid heeft bewezen; ik zal altijd voor mijne weldoeners uit Europa bidden en mijn leven wijden aan de verzorging der ongelukkigen.”

Dierbare leden, is dat geen treffende geschiedenis? De kleine aalmoes, die gij elk jaar geeft, verlicht vele ongelukkigen. God zal er u om beloonen. De weeskinderen van Sjan-si houden niet op, Gods besten zegen voor u af te smeeken, en zyn u uiterst dankbaar.

Aanvaardt ook mijne oprechtste erkentelijkheid.

Zuster Maria Symphorianus.