mandarijnen zeiden ons dat ronduit. Waarlijk, slechts de bescherming van God blijft ons nog over, maar deze is ook voldoende, te meer daar de bescherming der menschen siechts waarde heeft door die van God zelf.

Met de hulp van God zetten wij dus ons werk voort, zonder ons ongerust te maken, van welken kant ons de wind der menschelijke onstandvastigheid moge toewaaien, en door Gods zegen zullen wij altijd nog wel eenig goed kunnen doen.

Het aantal der kinderen in doodsgevaar gedoopt, is zoo wat hetzelfde als verleden jaar. Ondanks alle zorg, aan dat schoone werk besteed, was het ons onmogelijk, betere resultaten te bekomen. Behalve de lasteringen, sinds een tiental jaren tegen onze apotheken en onze doopers-geneesheeren verspreid, dient er ook rekening gehouden te worden met de protestanten, die nu in geheel Tsu-Sjuen zijn, ofschoon zij weinig proselieten maken. Zij ook hebben bijna overal hospitalen en apotheken opgericht, vrij wat prachtiger aangelegd dan de onze. Zij doopen de kinderen niet, maar houden ze van ons af, zoodat zij slechts in deze streken schijnen gekomen, om den kinderen te beletten naar den hemel te gaan. Moge God, hen verlichten en bekeeren I

Wij zouden gemakkelijk het aantal onzer weeskinderen kunnen vermeerderen, maar een ander werk, dat op het oogenblik nuttiger is, houdt ons bezig, namelijk het onderricht en de opvoeding der kinderen van onze nieuwe christenen. Zij groeien sterk aan en velen zijn zoo arm, dat zij het onderwijs hunner talrijke kinderen niet kunnen bekostigen. Wij nemen hen geheel of gedeeltelijk ten koste der H. Kindsheid op.

Deze kinderen vormen de hoop der toekomst; want de volwassenen, op rijperen leeftijd bekeerd, blijven min of meer zwak in het geloof, terwijl de kinderen, die vroegtijdig opvoeding genieten, veel vaster staan.