„Deze post, op twee en een half uur van Ambatolampy gelegen, is een dorp, dat veel gelijkt op een woestijn. Men bereikt het langs groote vlakten, afgewisseld door steile hoogten en door diepten. Is men er echter aangekomen dan verwijlt men er gaarne. De bewoners van het dorp zijn ons zeer genegen. De catechist, Johannes de Deo, is daar als een koning te midden van zijn onderdanen : allen gehoorzamen hem als kinderen hun beminden en ontzag inboezemenden vader. Niet een ontbreekt bij het gezamenlijk gebed, zelfs niet de oude Petrus Randagio, die ons nooit laat vertrekken zonder ons eenige eieren te hebben geschonken. Daarbij worden altijd onveranderd de woorden gevoegd: „Onze kippen hebben er niet meer willen leggen„ ofschoon ik haar zegde, dat zij voor de Zusters werkten.”

„Op 27 April 1907 stierf in het hospitaal te Ambatolampy een goede ouderling van Manotoana ; hij was acht en zestig jaar oud. Sinds drie maanden was hij geloofsleerling. Eertijds was hij het hoofd der protestanten en ijverde zeer voor dien godsdienst. Maar hij was eenvoudig en oprecht. De goede God deed hem de waarheid kennen. De goede grijsaard kwam met zijne vrouw, even bejaard als hij, tweemaal ’s weeks trouw naar den catechismus en zij lieten zich afschrikken noch door de vinnige morgenkoude, noch door de groote middaghitte, noch door den verren afstand, noch door stortregens, zelfs niet door den dood ; want op Palmzondag kwamen zij naar de Mis te Ambatolampy, ofschoon ’s avonds te voren de zuster van den grijsaard overleden was. Wij gaven hem daarover onze verwondering te kennen, waarop hij antwoordde: „Gaat het rijk der hemelen niet voor het aardsche ?”

„Op Paaschzaterdag moesten onze goede oudjes reeds om half vijf van huis gaan om bij de plechtigheid des Doopsels, die om 7 uren aanving tegenwoordig te kunnen zijn. Na den afloop wisten zij niet, hoe hunne vreugde uit te drukken ; „Zusters, zeide ons de goede Paul, dit