Moeder ik heb zoo ’n dorst.

De H. Maagd brengt u ook te drinken.

Zal het lekker zoet zijn ?

De H. Maagd zal u het lekkerste geven.

Terwijl het gesprek tusschen moeder en kind nog voortduurt, komt een Bokser op het knielend kind af en brengt het met zijn zwaard den doodelijken slag toe.

Het kleine broertje van slechts twee maanden oud, onbewust van al het vreeselijke dat er voorvalt, is van moeders schoot op den grond gelegd. Bij het zien van het blinkend zwaard strekt het blij zijn handjes pit om er mee te spelen. De Bokser snijdt, ongevoelig als een steen, het lachend hoofdje af.

Dezelfde Pater verhaalt nog het volgende.

Johannes Ho, verslaafd aan het opiumrooken en geheel van den christelijken levenswandel afgeweken, toonde zich bij het uitbreken der vervolging geheel veranderd. Hij deed een rouwmoedige biecht, gedroeg zich dien tijd stichtend en maakte het vaste voornemen door den marteldood de gegeven ergernis te herstellen. Met dat doel begaf hij zich naar de stad Tao-jen-foe.

Aangezocht cm zijn geloof te verloochenen, weigerde hij met verontwaardiging. Dagelijks was hij met de Christenen der plaats in gemeenschappelijk gebed, maar op het oogenblik dat ze overvallen werden en vermoord, was Johannes wegens zaken naar elders gegaan. Hij hoort onderweg wat er in de stad gebeurt, en ijlt er heen zoo vlug hij kan.

Benige heidensche vrienden houden hem tegen : „Waarheen met zooveel haast ?

• „Waarheen? naar den hemel.... laat me gaan laat me gaan.”

lets verder stelt hem een christen dezelfde vraag;

Waar gaat gij heen ?”

„Naar de Christenen.”