Op de eerste plaats dank aan God 1 Na, nu bijna zeventig jaar geleden, aan een doorluchtig en heilig bisschop te hebben ingegeven, het Genootschap der H. Kindsheid te stichten, geroepen om zooveel levens te redden en zooveel zielen van ongeloovigen te bekeeren, heeft Hij niet opgehouden hetzelve te zegenen door de handen, en aan te moedigen door de stem der Opperherders der Kerk, zijne plaatsvervangers hier op aarde, die vanaf dien tijd elkander hebben opgevolgd op den stoel van den H. Petrus, en waarvan de laatste, men kan zulks gerust zeggen, geen enkel jaar laat voorbij gaan, zonder ons een nieuw bewijs te geven van de zorgvuldigheid, waarmede hij over de belangen van ons Genootschap waakt en van de vaderlijke belangstelling, waarmede hij zijn vooruitgang bevordert en toejuicht.

Onzen dank ook aan al onze medewerkers der beide werelddeelen. Allen, en zelfs zij die hunne moeite niet met den gewenschten uitslag bekroond zagen, hebben, wij weten het, hun ijver en hunne werkzaamheid verdubbeld gedurende het afgeloopen tijdvak, waarover onze rekening loopt.

Maar ’t is niet meer dan billijk, diegenen vooral aan te halen, die bijzonder hebben medegewerkt tot eene zoo aanmerkelijke vermeerdering der middelen tot ondersteuning onzer dieroare missiën. Op de eerste plaats moeten wij Duitschland noemen, waarvan de opbrengsten, binnen een jaar van 1.416.000 tot 1.557.000 franks stegen. Deze heerlijke vooruitgang dankt men vooral aan den raad van Munich, die ons 90.000 frank meer bezorgde; aan dien van Aken met een vermeerdering van 35.000 frank; aan dien van Freiburg, met een vermeerdering van 13.000 frank. Daarna volgen Zwitserland, België, Italië, die elk hunne giften met 10.000 frank vermeerderden.

Wij zouden ook nog kunnen noemen Luxemburg, Polen en lerland, die ons eene aanmerkelijk grootere som bezorgden ; maar wij willen ook Engeland en vooral Schotland