Uit de Missiën.

Brief van den E. Pater Le Couteur, van de Orde van Citeaux, Missionaris te Hakodate {^japart) aan de Leden der H> Kindsheid.

Onze Lieve-Vrouw van den Vuurtoren 18 Juli 1911

Dierbare Leden.

Door dankbaarheid gedreven kom ik u het verhaal doen van een dier kleinen, die na God, aan U den kostbaren schat des geloofs verschuldigd zijn.

Ruim een jaar geleden kwam hier in het weeshuis der Trappisten van O. L. Vr. van den Vuurtoren een kind aan dat er slecht uitzag. Het heete Oda, en ofschoon het ter nauwernood tien jaren telde, was het toch reeds door de tering aangetast. De geneesheer, een christen, beloofde het nog zes a acht maanden levens; ook spoorde hij ons aan, onverwijld te trachten zijn ziel aan de duisternissen van het heidendom te onttrekken, ten einde den knaap ten minste de vreugde van het Paradijs te bezorgen.

Het kind was dus een heiden en het verklaarde bij hoog en bij laag in den godsdienst zijner vaderen te willen sterven. Het eerste woord, dat hij bij zijn aankomst sprak, deed ons pijnlijk aan: „Ik zal nooit christen worden,” sprak hij beslist.