DE HERDER VAN MARIA,

door een Eerw. Zuster Franciscanes,

Missionaris in China.

De vader lag in het hospitaal in een staat van algemeene verzwakking, de oogbeenderen belegd met een roeden pleister. Door het vel van het glimmend gele voorhoofd zag men al de beenderen van de hersenpan. Een hevige koorts verteerde hem, en aan zijn geopende, opgezwollen lippen ontsnapte nu en dan een heesch geluid, dat in de keel bleef steken. De dokter was voorbijgegaan zonder zich bij den zieke op te houden

Een oogslag was voldoende geweest.

Voor dezen kan niets meer gedaan worden, fluisterde hij tot de ziekenzuster, die hem volgde.

Aan den voet van het bed zat op een pak lompen Tsjen, met de ellebogen op de knieën en het hoofd in de handen. Droevig keek hij naar het lijkkleurig gezicht zijns vaders. De dokter had in het Fransch gesproken, zoodat het kind die woorden niet verstond. Hij raadde echter aan het ernstig gelaat van den dokter het treurige vonnis en in zijn oogen glinsterden tranen, die de moedige jongen met moeite trachtte te weerhouden.

Zeven of acht dagen geleden was de zieke in zulk een erbarmelijkén toestand hier aangekomen, dat noch de op-