offerende zorgen der Zusters, noch de angstige teederheld van Tsjen den voortgang der ziekte hadden kunnen stuiten.

De zieke naderde het einde van een leven vol zorgen en lijden, zonder klagen ; met een soort van ongevoeligheid gaf hij zich over aan den met rassche schreden naderenden dood.

Zuster, zei de kleine Tsjen zachtjes, zonder op te staan, wat heeft de groote man gezegd ?

De ziekenzuster lachte droevig.

Vader is erg ziek, mijn kind, maar de Heilige Maagd kan hem genezen.

Het was niet voor 't eerst dat Tsjen dien naam van Troosteres der bedrukten hoorde uitspreken. Sinds zijn komst had hij de Zusters dikwijls tot Haar zien bidden en zij spraken van Haar als van eene machtige, teedere Moeder. Hij richtte het hoofd op en bekeek de schilderij, opgehangen aan het einde der zaal.

Het was een gewone steendrukplaat, maar voor het kind van het Hemelsche Rijk scheen ze bijzonder mooi. Zij stelde de Moeder Gods voor in blauwen mantel gehuld tegen een hemel met sterren bezaaid, het hoofd met een diadeem versierd en het Kindje Jezus op de armen.

Tsjen bekeek ze langen tijd Men zou zeggen, dat Zij mij kent, dacht hij, Zij kijkt mij aan en lacht mij toe. O, als ik eens tot Haar kon spreken: Zij schijnt mij zoo goed toe, dan zou ik Haar vragen vader te genezen ; want ik ben zoo ongelukkig, hem in dien toestand te zien. Hij is erg ziek, hij opent zelfs de oogen niet en hij ademt alsof hij een langen tocht gemaakt heeft.

De avond viel; de nachtlamp werd ontstoken. Een Zuster kwam de koortsige lippen van den armen Chinees bevochtigen, voelde zijn pols, schudde treurig het hoofd en gaf Tsjen een kop rijst.

De arme kleine gebruikte er niets van.

Zijt gij moe, mijn kind ? vroeg de ziekenverzorgster-