de keuken en tevens voor alles wat de zindelijkheid en netheid harer leerlingen betreft.

Onze school heeft echter hare volle ontwikkeling nog niet bereikt en er moeten nog belangrijke verbeteringen aangebracht worden.

Het aantal opgenomenen is niet erg vermeerderd bij gebrek aan geldmiddelen, en ook omdat zoo moeilijk ambachten te vinden zijn, die, zoo niet winstgevend, dan toch voldoende loonend zijn. ’t Is gemakkelijk te begrijpen dat blinden, als ambachtslui ver beneden de zienden staan, hun werk gaat minder vlug van de hand, zelfs na tamelijk lange oefening. Hier is men er slechts in geslaagd hun ambachten te leeren die gemakkelijk zijn aan te pakken en voor allen geschikt, zelfs voor muzelmansche vrouwen. Dit soort handwerk levert dan ook niet veel op. Stroomatten vlechten is nog het voordeeligste. Een blinde maakt er een of twee in drie dagen en wint alzoo 50 centiem per dag. Die winst schijnt niet groot, maar ’t is toch het gewone dagloon van een boerenarbeider. Ongelukkig worden deze stroomatten slechts in den winter verkocht en dan nog in gering aantal. Onze blinden vervaardigen ook vloermatten en korfjes. Wij- zullen hun ook het borstelmaken leeren, maar vooral zullen wij trachten hen tot drukkers op te leiden.

Op dit oogenblik zijn te Bagdad vijf drukkerijen, die veel te doen hebben Onze blinden zouden daar dus een aardig duitje kunnen verdienen. Als zij genoegzaam onderricht zijn zouden zij de school kunnen verlaten om een plaats in de maatschappij in te nemen, door eigen handwerk hun brood verdienen en zoo hun plaats in de school kunnen inruimen voor anderen, terwijl zij zelf voor het vervolg slechts behoefte zouden hebben aan zedelijken onderstand en bescherming, die hun dan ook verzekerd blijven. Op deze wijze zouden wij ten volle het doel dezer instellingen voor blinden bereiken.