IND I È (EILAND CEYLON.)

Brief van een Zuster Franciscanes, Missionaris van Maria.

KANTHY, de kleine AANBIDDERfDER PEYRAMALE.

Indien gij een der mooiste zalen van ons hospitaal te Colombo zijt doorgewandeld, komt ge in een ruim lokaal, waarvan het dak, volgens Indisch gebruik, van lange palmbladeren gevormd is. Daar liggen een vijftiental mannen, die den tijd al pratende en zingende trachten door te brengen; zij lijden slechts aan een of andere uitwendige wonde. In een hoek ligt een kleine jongen met een verstandig, ernstig gezicht, dat belangstelling wekt. Hij is gedwongen het bed te houden wegens groote wonden en opgezwollen voeten, die aan zijn genezing doen twijfelen.

Hij lijdt de hevigste pijnen zonder de minste klacht te uiten en blijft rustig op zijn legerstede liggen. Hij heeft geen vader of moeder meer, kent niemand van zijne familie en heeft ook geen vrienden; het leven heeft hem nooit tegengelachen ; de dagen gaan eentonig voor hem voorbij, terwijl zijn kwaal verergert en hem reeds den naderenden dood doet gevoelen.

Dokters en verpleegsters verzorgen met liefde dat arme kleine lichaampje : maar wie zal zich met zijne onsterfelijke ziel belasten ?