DE DORST NAAR JEZUS.

Door een Zuster Franciscanes-missionaris in China.

Op dezen heidenschen bodem, waar alles god is, behalve God zelve, waar satan als opperheer over zijne duizenden laag gezonken onderdanen regeert, plukt Jezus somtijds lieve bloempjes, wier schoonheid, wier aangename geur en lieftallige onschuld zijn oog verheugen. Hij doet ze ontluiken, besproeit en verzorgt ze liefderijk met zijn goddelijke hand : dan terwijl Hij zich over haar nederhuigt, zegt Hij haar dit enkele woord: „Sitio! Ik heb dorst naar uwe ziel.” En deze lieve schepseltjes, die de uitnoodiging van hunnen God begrijpen roepen op hunne beurt uit: „Sitio! Jezus, ik dorst naar UI”

Het is een eenvoudige en nochtans treffende geschiedenis van twee dezer bloempjes, ontloken op den bodem van het groote Chineesche rijk, die ik u heden wil vertellen.

Ik zeg geschiedenis, doch bedoel een enkelen trek slechts.

Magdalena en Maria-Helena waren gezusters, die ongeveer een jaar geleden door het Doopsel herboren waren. Dezelfde gelaatstrekken, hetzelfde hart, dezelfde een vond en dezelfde wederzijdsche liefde vereenigden de kinderen; ze beminden elkander teeder, zonder dat zij in staat waren het elkander uit te drukken, want beiden waren stom.

Al het jeugdig vuur van hare ziel sprak uit haren blik, die beurtelings zacht of levendig, vroolijk of treurig op een treffende wijze hare gevoelens te kennen gaf.