wisten zij zich in zeer korten tijd uit te drukken in de taal van het land. Dat was genoeg om de nieuwsgierigheid tot vertrouwen op te voeren. Toen begon een onophoudelijk heen-enweer-loopen tusschen het hof en de hut der missionarissen. En al die bezoekers, het mocht nacht of dag zijn,—hadden maar één verlangen, namelijk te hoeren spreken van God en den nieuwen Godsdienst te leeren.

Na verloop van anderhalf jaar telde het hof des konings al 400 geloofsleerlingen.

Dat wekte jaloerschheid bij den koning en hij gaf de blanke mannen last te vertrekken. Ze gingen, maar bleven dicht bij de grens, en twee jaar daarna, toen ze terug mochten komen, was het getal geloofsleerlingen gestegen van 400 tot 5000. Hoe kwam dat? Wel, de kleine pages van den koning hadden het werk der missionarissen overgenomen en hadden als aposteltjes gearbeid en hunne vriendjes onderricht.

De duivel had dus misgerekend, toen hij bewerkte, dat de missionarissen vertrekken moesten, ’t Viel juist andersom uit!

In 1884 eerst begonnen de missionarissen de ijverigste en best onderrichte jongelingen te doopen. De genade des Doopsels en de instorting der gaven van den H. Geest, veranderden de nieuwgedoopten geheel en al en maakten er dadelijk van : belijders van ’t geloof en helden.

Ziehier, hoe dat kwam. De koning zag duidelijk in, dat de Christen Godsdienst zijn onderdanen beter maakte. Juist zgn gedoopte pages waren de getrouwste dienaren en de dapperste soldaten. Maar het wrong hem, dat zij zich op de knieën wierpen voor een ander als voor hem. Zag hij niet, dat ze daardoor de schandelijke gebruiken, tot dan toe aan het hof in zwang, veroordeelden en dat zij de geboden Gods hooger hielden dan zijn eigen nukken ? Dat was te veel voor z n