dezen worden ook gerekend de Koelies, die uit Engelsch Indië gekomen zijn ten getale van 17.000, de Javaansche immigranten, de Boschnegers, de Indianen en een paar honderd Chineezen.

De Koelies vormen dus het grootste deel van de heidensche bevolking, en wijl wij voornamelijk hier zijn, om de heidenen te bekeeren, willen wij eens iets mededeelen over die ongelukkigen, die geketend zijn in hun heidendom, maar die toch werkelijk zooveel belangstelling en toegenegenheid waard zijn.

De Koelies.

Zooals gezegd, komen de Koelies uit Engelsch Oost-Indië. Dat land heeft achthonderd millioen (800.000.000) inwoners. Er kunnen er dus wel eenigen af. De koelies van Suriname beboeren deels tot de Hindoes, deels tot de Mahomedanen. Het kasten-stelsel (1) wordt hier niet zoo streng opgevat als in Indië; ’t is hier zelfs langzamerhand aan ’t verdwijnen, naarmate de Koelies zich met de andere bevolking vermengen. Alleen vindt men nog hij hen, de hoogste kaste, nl. die der Brahmanen en vooral die der dienstdoende priesters. Maar door het feit alleen reeds, dat ze hun land verlaten hebben, verloren ze hunne voorrechten. Daarom merkt men hier in Suriname al heel weinig van het onderscheid der kasten.

In het jaar 1873 kwamen er hier vpf booten met koelies aan. Ze hadden aan boord 2.541 van die werkmenschen. Ka vijf jaar, toen hun contract om was, keerden er slechts weinigen naar hun land terug ; twee duizend hieven er in de Kolonie hangen en werden vrije burgers. Dat getal vrije burgers wordt ieder jaar grooter, er zijn er op ’t oogenblik al 25.000 en dat getal wordt ieder jaar grooter, daar er nog altijd nieuwe toevoer is.

(1) Denkt hier niet aan een kast van hout, maar aan d. i. een erfelijke, Tan ander streng* afgezonderde stand, bv. Tan priesters, kooplui, enz.