Doch met spelen van muziek alleen is de kost niet te verdienen. Er moet ook geleerd worden. En dat moet gezegd, de Curagaosche jeugd leert graag. In de stad is dat zeer gemakkelijk, wijl de scholen dicht bij de hand zijn; buiten de stad echter moeten de kinderen soms een uur loopen, soms anderhalf, en twee uur, om een school te bereiken. En dat dikwijls op bloote voeten en met een leeg buikje. De bloote voeten zijn geen beletsel; ze loopen liever blootsvoets dan geschoeid ; maar toch, wil men ze in de school krijgen, dan moeten ze schoenen hebben. Den heelen weg zullen ze afleggen, met hun schoenen of pantoffels van touw, onder den arm of op hun hoofd, maar zijn ze bij de school, dan moeten ze aan. Zoo kan men ook dikwijls op de buitenwegen negervrouwen tegenkomen met hare schoenen in de mand, die zij op het hoofd dragen; maar komen ze bij de stad, dan schieten ze gauw hare sloffen aan; gaan ze de stad uit, dan, zoodra ze buiten zijn, gaan hare sloffen weer in de mand. Ook in de kerk mag niemand ongeschoeid komen, en ’t klinkt wel eigenaardig een zwarte, die de heele week geen schoeisel kent, te hoeren zeggen : „Ik kon niet naar de kerk gaan; want ik had geen schoenen.” Men zou kunnen zeggen : „ge loopt uren ver op harde en scherpe steenen en paden, waarom kunt ge dan niet even op uw bloote voeten naar de kerk?” Maar dan zou de zwarteu niet begrijpen. Hij moet en zal schoenen dragen in t openbaar, in de kerk, in de school enz. omdat de schoenen het teeken zijn zijner vrgheid. Hoedat? Wel, ruim vijftig jaar geleden, toen alle zwarten nog slaven waren, mochten ze geen schoenen dragen; toen moesten ze blootvoets gaan. Doch in 1865 zijn ze vrg geworden; en nu is hun groote glorie schoenen te mogen dragen. Daar gaan ze nu groot op, want nu zijn ze vrij gelijk de blanken, ofschoon ze u in een openhartig oogen-