Ge ziet dus wel, dat ge me niets te verwijten hebt, wees dus niet boos op mij en kom mij toch zeker niet kwellen.

Toen zij geëindigd had, trad ze op me toe en verzocht me er vooral voor te zorgen, dat het lijkje in een schoon Igkkistje met de schoonste kleeren versierd zou begraven worden. Zij ging toen heen, innig blij, omdat het kind niet bij haar in huis was gestorven, want volgens een der vele Chineesche bijgeloovigheden, komen de geesten der overledenen terug om de bewoners der huizen, die ze verlaten hebben, te plagen. Zoodra er hy de Chineezen dan ook iemand sterft, wordt er gauw een ladder van bamboes in elkaar gezet, om er de geest van den doode langs te doen uitgaan. Onmiddellijk daarna wordt hij weer weggenomen, zoodat de geest, zoo hij terug wil keeren, den weg niet meer kan vinden.

Dit jaar hebben we in ons gesticht 139 kinderen opgenomen, bgna allen Chineezen. Laatst echter kwam ook een Siameesche vrouw bij me en verzocht me haar kind op te nemen.

„Mijn echtgenoot,” zoo zei ze, „heeft me verlaten en nu zou ik gaarne werk gaan zoeken om in mjjn onderhoud te voorzien, als Gij mijn kind zoolang bewaart en verzorgt. Alvorens te eindigen. Monseigneur, moet ik ÜHoogeerw. nog melden, dat we nog veel meer kinderen zouden kunnen opnemen, als onze middelen het maar toelieten.

De ons toevertrouwde kleinen moeten we met zorg bewaken, want, droeve werkelijkheid, er zijn van die ontaarde ouders, die niet terugschrikken voor een schandelijken kinderhandel die hunne kinderen verknopen vervolgens weghalen om ze elders weer opnieuw te verknopen, en zoo trachten van die kinderen een winstgevende koopwaar te maken.