En ’t kind ging op haar knieën zitten.

„O Jezus ik bemin u ik bemin u ik bemin u.

Vermoeid van ’t geweld dat ze zich aandeed liet Sali haar hoofd in ’t kussen terugvallen.

Erg ontroerd ging haar zuster zachtjes weg.

En voortaan zooveel zij kon, eerbiedigde zij de eenzaamheid van de kleine Sali ; zij wilde haar niet storen in haar geliefde gesprekken met den Verlosser. Maar de ziekte werd erger. Door ’n lange ziekte verzwakte ’t kleine meisje meer en meer. Een maand voor haar dood had zij vreeselijke pijn. Maar nooit beklaagde zij zich. Spoedig werd Jezus haar eenigste voedsel.

Het hemelsch bezoek was ’t geluk van ’t kind. Na iedere H. Communie was ’t of zij naar den hemel ging vliegen, zoo hemelsch was de glans die van haar gezicht straalde.

Zij voelde zich na ’n tijdje erg ziek, zij zag den pater komen en ontving met groote vurigheid de laatste H. Sacramenten. Zij hield 't zoo nog enkele dagen uit; toen op ’n morgen ’n lentemorgen, als de zon opkwam en de bloemen vochtig van de dauw, hun kelkjes openden, Sali’s zieltje ten hemel steeg te midden van geurige lentebloemen. Met de oudste zuster stonden vader en de broers aan haar bed.

Allen schreiden... Maar Sali terwijl zij de wereld verliet heeft een lichtstraal moeten achterlaten, waardoor haar vader en haar broers, bekeerd, dienzelfden avond van haar dood gedoopt werden.

Zij gingen tot onzen godsdienst over en verzaakten dapper den satan met zijn listen en werken.

De deugden, de pijnen en de godsvrucht van Sali hadden dit wonder bewerkt.

Zuster MARIA AUQUSTA.

Franciscanes mis. van Maria.