UIT DE MISSIËN.

APOSTOLISCH VICARIAAT VAN FRANSCH BOVEN KONGO

QAVOUKA.

Vervolg van blz. 72.

Gavouka was een gewoon balali-hoofd; maar hij was toch hoofd en als zoodanig verwijderde hij alle beschermgoden van het dorp, alle familiegoden, die gebruikt worden tegen plagen en ziekten. En toch was de arme Oavouka zelf aangetast door kwalen, die geen pardon kenden; zijn naderend einde kondigde zich reeds aan.

Pater Dréan begint met zijn onderricht: hij vindt in hem een merkwaardig goeden wil. Hij moest echter komen tot het hart der kwestie: in dit land komt alles neer op twee zaken, de rest gaat van zelf. Men moet eerst al de vrouwen verlaten, die een waar hoofd altijd te veel heeft, en zijne afgoden daarna.

Wat de eerste voorwaarde betreft, dat was gemakkelijk:

„Ziet gij. Pater, zei Gavouka, ik heb geen vrouwen meer, zij zijn dood, ik ben er niet boos om; en er is geen gevaar dat ik nog andere zal koopen!”

Wat de afgoden betreft,'~van den kant van Oavouka was er geen zwarigheid, maar de bevolking protesteerde hevig.

De vrouwen schreeuwden; „En wie zal dan beletten, dat onze kinderen buikpijn krijgen? Wie zal onze tandpijn genezen? Zeg op. Pater zult gij den regen op onzen maniok doen vallen?

Welnu, Oavouka, wilt gij uwe afgoden verlaten?

Ja, Pater.