Bij de dwergen.

Kinderen lezen graag van kabouters, ofschoon iedereen weet, dat ze niet bestaan of ooit bestaan hebben. Maar in ’t hartje van Afrika leeft er een volk, dat, als er ooit kabouters gevraagd worden, zich er heelemaai voor presenteeren kan. ’t Zijn kleine dwergkereltjes, wel niet zoo klein als wij ons de kabouters voorstellen, maar toch veel kleiner dan het gros der menschen. ’t Is een bespottelijk gezicht, dat kleine volk bezig te zien! Hebt ge ooit een dwergen-theater bijgewoond ? Nu, dat zijn mannetjes en vrouwtjes, jongens ■en meisjes uit verschillende oorden bij elkaar gebracht; ’t zijn en blijven zeldzaamheden. Maar een heel volk van dwergen te zien, dat moet toch veel aardiger zijn!

En zulk een volk bestaat. Reeds de groote reiziger Stanley had er bij zijn reis dwars door Afrika kennis mee gemaakt. Haast niemand geloofde hem. Maar nü is er niemand meer, die er aan twijfelt, want na Stanley hebben ook de Katholieke Missionarissen er kennis mee gemaakt en getracht dat heidensch dwergenvolkje tot het Christendom te bekeeren. Ook zij toch hebben een ziel, naar Gods beeld ge-