Twee brave menschen.

’t Ging tegen Paschen. Een missionaris in China deed eiken dag katechismus. Niet alleen voor de kinderen, maar ook voor de groote menschen. Daar wa,ren zelfs twee heel oude vrouwen bij. De eene was 62 jaar, en de andere al meer dan 70. De oudste kon alles niet goed meer onthouden, en als de missionaris dan een vraag deed uit den katechismus, dan wist ze dikwijls geen antwoord.

Haar kleinzoontje was er ook bij. En als grootmoeder niets wist te zeggen, dan zei hij tegen haar:

„Ik weet het wel beter; de pater heeft het al zoo dikwijls gezegd en gij weet het nog* niet.” Dikwijls zat zoo het vrouwtje verlegen. Ten laatste vroeg ze aan den missionaris, haar niet meer te vragen. Ze geloofde toch alles wel wat hij zei. Zoo deed de pater dan ook, en op Paaschzaterdag ontving het goeie oude mensch het H. Doopsel.

Die andere vrouw, van 62 jaar, was veel vlugger in 't leeren. Ze studeerde als een jonge student en onthield alles. Ze vroeg dikwijls iets over het doopsel en vooral over het H. Sacrament des Altaars. Ze verlangde zoo naar Jezus. Telkens wilde ze weer wat over het H. Sacrament hooren. De missionaris was er erg over verwonderd. Op Paaschzaterdag werd dit goeie mensch ook gedoopt. En op Paschen zelf ging ze ’s morgens net als alle andere menschen, die al lang Christen waren, tot de H. Communie. Dat had ze natuurlijk niet gemogen, want om haar eerste H. Communie te doen, moest ze nog worden voorbereid. Ze kreeg van den missionaris dan ook een flinke berisping De vrouw werd daar echter niet boos om. Ze zei alleen, dat ze zich zoo tot Jezus getrokken gevoelde en dat ze bang was later het groote geluk van Jezus te ontvangen niet meer