Goddank, we zijn 'gered. Tien minuten later was de boot ongetwijfeld vergaan.

De inscheping in de reddingsbooten wordt gestaakt. We kunnen nu rustig wachten tot er hulp komt. Twee uren gaan, neen kruipen langzaam voorbij, ’t Is gelukkig niet te koud; de passagiers zijn maar half gekleed.

Eindelijk tegen vier uur zien we in de verte enkele lichten. Twee reddingsloepen naderen. Een zucht van verlichting gaat op. De vrooiijke stemming krijgt .weer de overhand. Er zijn nog zoowat ’n duizend menschen aan boord. De sloepen leggen aan. Wie wil, kan vertrekken. Wij* keeren even terug naar de hut. Alles ligt onder water, aan ’t meenemen van ons reisgoed valt niet te denken. Het water vult meer dan de helft van de boot. De eerste sloep vertrekt tegen zes uur. De afstand tot Singapore bedraagt 23 KM. We zijn te afgemat om de talrijke prachtige eilanden te bewonderen die we voorbij varen.

Na anderhalf uur landen we in de haven van Singapore. Op de kade staan de vrouwen en kinderen, die ’s nachts hier zijn aangekomen en bekommerd zijn over ’t lot van hun naastbestaanden die ze hebben moeten achterlaten. Uren lang hebben ze in de pijnlijkste onzekerheid verkeerd, of de boot vergaan is of niet. De vreugde van het wederzien behoef ik niet te beschrijven. Toch is’t een erbarmelijk schouwspel. De meesten hebben nauwelijks de onmisbaarste kleeren aan. Wat zal er van ’t achtergelaten reisgoed terechtkomen ? Alles ligt in ’t zeewater. Zal men de boot weer vlot kunnen krijgen? En wanneer? De liefdadigheid is al aan ’t werk-Van alle kanten komt men met eetwaren en kleedingstukken aandragen. De passagiers zullen voorloopig geherbergd worden op enkele Hollandsche booten, die door de Engelschen